Feestende geesten

Twee uur. Niets aan de hand.
Drie uur. De kat springt van het bed en verstopt zich.

Net iets over drieën en ze wordt wakker. Ze heeft moeite om haar gedachten op een rijtje te krijgen. Ze ligt in bed. Het is nacht, want het is donker.
Zodra ze dat helder heeft, ontdekt ze de reden van ontwaken. In de andere kamer, die aan de zuidzijde, klinkt een radio. De muziek staat hard. Ze zit stijf overeind in bed, onmiddellijk gealarmeerd. Waarom staat die radio aan? Midden in de nacht?

De radio gaat uit. Zomaar. Plotseling. Het is weer stil. Ze luistert naar geluiden op straat, maar hoort alleen haar eigen ademhaling. Naast haar ligt haar dochter geluidloos te slapen.

De radio gaat weer aan. Kort, nog geen vijf seconden.Dat was net het zetje dat ze nodig had om klaarwakker te zijn. Als een radio aan en uit wordt gezet, betekent dat er iemand in huis is toch? Ze zoekt naar de kat, maar die ligt niet op de vertrouwde plek op bed.

Sinds een paar dagen staat er een stereotoren in de andere kamer, een cadeautje voor haar dochter die gek is op dansen. De stekker zit nog in het stopcontact. De enige die niet in bed ligt, is de kat. Kan de kat een radio bedienen? Onwaarschijnlijk (al is het beest er laatst wel in geslaagd de hamsterkooi te openen).
Dat er muziek uit een ander tijdperk door de speakers knalt, dat is opvallend. Het klinkt als de jaren veertig van de vorige eeuw. Nog erger is het besef dat het toestel niet zomaar op de stand van de radio kan komen. Als je het inschakelt, start ie automatisch de cd van The Black Keys die erin zit. Je moet drie keer op de knop mode drukken voor de radio.

De muziek klinkt weer door de nacht, stopt plotseling en een vrolijke schaterlach van een vrouw galmt als een echo door het huis.
Ze ligt doodstil. Ze zou willen gaan kijken, stiekem, maar durft niet. Want wat nu als ze iets ziet wat ze niet wil zien? De stekker moet uit het stopcontact, maar ze vreest de nasleep. Boze geesten zijn een graadje erger dan feestende geesten.
Ze gluurt op haar mobiel naar de tijd. Kwart over drie in de nacht. Ze moet naar het toilet, maar dat gaat niet gebeuren (‘No way!’ zegt ze in zichzelf). Het toilet is aan het einde van de gang, tegenover de kamer met de geesten.

De klok van de onderbuurvrouw slaat 4 uur. Ze ligt al bijna een uur wakker. Voorzichtig sluit ze haar ogen. Ze kan beter slapen en doen alsof er niets aan de hand is. Vervelend dat haar blaas zo dwarszit. De kat springt op bed. Voor haar een teken dat het veilig genoeg is om terug te keren naar dromenland.

De volgende ochtend is als alle ochtenden. De zon schijnt door de gordijnen de slaapkamer binnen, haar dochter babbelt erop los en de kat speelt met haar voeten. Weg schemerwereld. Het eerste dat ze doet als ze opstaat (naast het legen van haar blaas) is de stekker uit het stopcontact halen. Dat apparaat gaat ’s nachts niet meer aan.

(Tot op heden zijn de nachten in het huis aan de singel weer rustig.)