Turbulentie op de bergflank

Corsica, september 2004.

Rocky rent zoals altijd voor ons uit, meneer de berggids. Het is een ontspannen wandeltocht over het smalle, hooggelegen bergpad in het Balvella massief van Corsica. We zijn ons totaal niet bewust van de slapstick waarin we binnen enkele minuten een hoofdrol zullen spelen.

Rocky blaft. Een paar keer achter elkaar. Hij is uit zicht. Zijn geblaf klinkt geagiteerd, wat doet vermoeden dat hij een dier heeft gespot. Geen klein dier, want dan zou hij er fanatiek achteraan hollen (pakken, pakken, pakken!) en geen tijd hebben om zijn energie te verspillen aan hoogdravend geblaf. Nee, dit klinkt als de ontdekking van een koe of schaap en een poging om het dier op te jagen. Niets leukers dan een groot dier voor je weg te zien rennen en er dan trots blaffend achteraan te gaan.

“Rocky!” roep ik. “Rocky, kom eens hier!”
“Rocky!” neemt Marcus het over met dwingende stem. Zo oneerlijk dat zijn mannenstem altijd meer indruk maakt op onze hond, want zijn pootjes drummen op de bemoste ondergrond en worden luider. Te luid voor een hond, realiseer ik me, want het klinkt als galopperende paarden. KADOENG, KADOENG, KADOENG. En dat als een aanzwellende echo.

Voordat doordringt dat het hoefgetrappel nooit door één hond veroorzaakt kan worden, knalt een visueel tafereel hard naar binnen. Rocky stuift de hoek om, met de oren in zijn nek en de staart tussen zijn benen. Ik geloof niet dat ik hem eerder zo hard heb zien rennen. Direct achter hem verschijnen de spitse horens van talloze springbokken. Een hele kudde donkerbruine beesten met een schofthoogte van zo’n één meter veertig. Een op hol geslagen horde die onze hond aan het najagen is. De omgekeerde wereld. Te bizar voor woorden. Binnen enkele seconden zijn mijn gedachtes aangehaakt en vormen het volgende beeld: Rocky heeft dit keer tegen de verkeerde dieren geblaft, hij is overtroefd en ze willen wraak. Moordzuchtige machines die het op onze hond gemunt hebben, maar het ziet ernaar uit dat wij daarvan de dupe gaan worden.

Het overlevingsmechanisme reageert snel. Een draai en we zetten het op een hollen. Wij voorop, Rocky achter ons aan, en daarachter de woeste springbokken. Hoezo tekenfilm?
Er is op het smalle pad, dat al te nauw is om met z’n tweeën naast elkaar te lopen, geen enkele mogelijkheid om de bokken te ontlopen. Er is niet eens een uitwijkmogelijkheid naar de zijkant. Aan de ene kant lonkt de afgrond, aan de andere kant de bergflank. Een wedstrijdje klimmen tegen springbokken is kansloos. We zijn de dupe (ik geloof dat ik de Engelse uitdrukking vloek).

“Achter een boom!” gilt Marcus. Dat is tenminste een plan. Ik duik achter de eerste de beste boom die er stevig en breed genoeg uitziet om de horens het hoofd te kunnen bieden en bezeer me aan het struikgewas. De kudde raast (kadoeng-kadoeng-kadoeng) voorbij. Rocky zie ik niet meer. Ik heb geen idee of hij nog altijd voor de bokken uit rent, of dat hij ook naar de zijkant is weggesprongen.

“Rocky!” gillen we. “Rocky!” Echo, echo, echo….de diepte in. We luisteren, maar horen niets. Ook geen getrappel. Niets. Een vogeltje ergens vlakbij, het rustgevende gekabbel van de rivier beneden in het ravijn. Maar verder niets. Deze benauwende doodste stilte na het geraas van de bokken is echt beangstigend. Stilte ná de storm.

We rennen het pad af (het woord ‘paniek’ mag ik op dit moment echt wel in de mond nemen), af en toe zijn naam schreeuwend. Het is zo’n enorme opluchting wanneer ik de grote flaporen en een tong hangend tot op zijn knieën zie. Schuldbewust? Ho maar, totaal niet. Dat is toch wat honden doen? Schaapjes bij elkaar hoeden? Maak je niet druk, baas, we zijn er toch zonder kleerscheuren vanaf gekomen?

Rocky gaat liggen en hijgt enorm. Net zo hard als mijn hart klopt.
“Ik ga dat pad niet verder,” zeg ik tegen Marcus, “zullen we omkeren?” Natuurlijk ben ik bang om tegen de kudde bokken op te lopen. Er is toch maar één pad? Een beetje kansberekening en je weet dat de strategisch opgestelde bokken alsnog wraak kunnen nemen. Met geslepen horens. De dag daarop, of misschien de week daarop (afhankelijk van de drukte in het wandelgebied), zal de krant verslag doen van een tragisch ongeval waarbij twee toeristen en hun hond om het leven zijn gekomen.

We lopen bedremmeld en een tikkeltje opgelucht naar beneden, alert op geluiden die van de hoger gelegen berg komen.
“Weet je, dit lijkt wel een tekenfilm. Dit verhaal gaat niemand geloven.” Heel voorzichtig kunnen we toch wel weer lachen. Maar deze berg? Die gaan we niet meer op. En zeker niet met Rocky.