Mijn eerste keer
Ik zweet nu al en ik hoop niet dat Anton het merkt. Natuurlijk, hij heeft veel meer ervaring dan ik en voor hem is het misschien wel spannend, maar niet doodsbenauwend. Want dat is het voor mij wel. Mijn eerste keer en ik voel mijn hart in mijn keel bonzen.
“Probeer je te ontspannen, dan gaat het beter,” zegt Anton met een grote glimlach. Ik kan zijn ogen niet zien, maar weet dat ze stralen van geluk. Ik ken hem nog niet zo lang, maar heb ontdekt dat hij praat via zijn ogen. Nog voordat we elkaar de hand schudden, een paar weken geleden, zag ik aan de blik in zijn ogen dat hij voor me viel. Binnen een week hadden we onze eerste date.
“Ik probeer het,” zeg ik schamper. Ik voel me nu echt een klein kind. Laat dit zo snel mogelijk voorbij zijn, dan kan ik tenminste ook opscheppen tegen mijn vrienden dat ik het gedaan heb. Dat ik het durf. Iedereen heeft het gedaan, ik ben echt de allerlaatste.
“Je moet ervan genieten, want het is zo voorbij.” Ja, ja, die verhalen heb ik ook al vaker gehoord. Ervan genieten, ontspannen, het over je heen laten komen en je verstand niet te veel gebruiken. Op je gevoel afgaan.
Ik adem diep in en voel hoe de kou zich in mijn longen nestelt. Ook dat nog. Waarom moet het uitgerekend vandaag zo verdomde koud zijn? Hoe kun je je ontspannen in de kou?
“Kun je me heel even vasthouden?” Hij gehoorzaamt zonder te morren. Het voelt goed in zijn armen en ik kan me beter concentreren op mijn omgeving nu. Een gure wind, vochtige kou, een paar vogels die ruzie maken in de hoogste toppen van de bomen. En verder niets. Geen enkel geluid. De ideale omstandigheden om dit intieme moment met elkaar te delen. Had ik maar niet zoveel zenuwen, dan zou ik er misschien echt van kunnen genieten.
“En wat nu als we halverwege zijn en ik niet meer durf?” Hij zegt niets, maar neemt mijn hoofd in beide handen en geeft me een stevige kus. Zijn lippen voelen verrassend warm aan. Hij gloeit nu al.
“Dan is er niets aan de hand, dan stoppen we gewoon even.” Dat klinkt goed, maar ik heb het gevoel dat Anton niet meer kan stoppen zodra we aan deze rit begonnen zijn. Hij is er het type jongen niet naar om halverwege op te geven. Hij zal doorgaan tot het bittere eind en hij zal me verliezen.
“Goed, laten we maar naar de plek gaan dan,” zeg ik kordaat. Ik wil me niet laten kennen. Bovendien heb ik het hem beloofd. We hebben nog een eind te lopen voordat we aan onze wilde rit kunnen beginnen. Wie weet, bedenkt hij zich nog onderweg en kan ik er zonder kleerscheren onderuit komen. De sneeuw kraakt onder onze voeten. Ik krijg koude voeten en wou dat ik toch die extra paar sokken had aangetrokken. Straks mogen ze uit en kan ik me bij het haardvuur warmen. Nog even volhouden. Ik zet mijn voeten precies in de afdrukken die Anton achterlaat in de sneeuw en moet er flink de pas in zetten om hem bij te houden
“Weet je, al vanaf de eerste keer dat ik je zag, wist ik dat dit zou gaan gebeuren.” Ook dat nog. Net of ik nu behoefte heb aan dat soort bekentenissen. De daad is niet eens verricht en hij praat er al over alsof het achter de rug is.
“Anton, alsjeblieft. Zullen we het daar straks over hebben?” Onder het genot van een sigaretje, heerlijk nahijgend.
“Ben je zo zenuwachtig dan? Ik ben toch bij je, waar ben je bang voor? Dit wordt geweldig, geloof me!”
“Hoe vaak heb je dit al gedaan dan?” Hij aarzelt en staat stil. Staat hij nu te rekenen, of weet hij het exacte aantal, maar wil hij het me niet vertellen? Ik was er in mijn naïviteit vanuit gegaan dat hij het ten hoogste drie keer eerder had gedaan.
“Met jou nog nooit,” zegt hij tenslotte zacht. Ik sla hem tegen zijn schouder en hij begint te lachen. Hij loopt weer stevig door en ik krijg de kans niet meer om hem erop aan te spreken. Iedere keer als ik iets naar hem roep, krijg ik als antwoord: “Ik kan je zo niet goed verstaan door de wind. Zeg het straks maar als we er zijn.”
Na een half uur lopen zijn we eindelijk op het punt aangekomen waar we wilden zijn.
Samen. Het is ons gelukt.
“Nog geen spijt?” vraagt hij timide. Hij moet mijn benauwde gezicht hebben gezien, dat kan niet anders. Ik probeer zo nonchalant mogelijk over te komen als ik zeg: “Nee, natuurlijk niet! Ik wilde dit toch zelf? Nou, laten we er dan maar tegenaan gaan!” Hij steekt zijn hand naar me uit. Die moet ik pakken. Hij trekt me naar zich toe en geeft me een innige kus. Ik voel me licht worden in het hoofd. Beter dan dit kan het niet worden.
Maar het wordt wel beter. Veel beter. Ik doe hem na als hij zijn boots op het board vastklikt, zijn duimen de lucht in steekt, en zijn board de maagdelijk witte afdaling op stuurt. Dit wordt mijn eerste keer off piste en de adrenaline die vrijkomt zorgt ervoor dat ik gillend achter Anton de steile helling afdaal.